vrijdag 25 april 2008

Beter tweede dan derde; of is brons gouder dan zilver?

Na een paar weken een normale gang van zaken te hebben gefingeerd, nam TeamMonash me mee op reis naar de universiteitskampioenschappen in Nieuw Zeeland. Mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.

Een trip voor een universiteitsteam naar Nieuw Zeeland is ook in Australie een onwaarschijnlijke gebeurtenis. Ware het alleen al om de hoeveelheid tax-free alcohol die NZ in mag: een ongelofelijke 3,25 liter p.p. Eenmaal in de door de uni betaalde huurautos in Auckland had niemand in het team minder dan twee dikbuiken buitenlands gedistilleerd in zijn bezit. In onze door de uni verschafte shirts en hoodies betraden we onze speeltuin voor de week: het IBIS hotel aan het meer. Zoveel moois, ergens moest er zich wel een adder onder het gras van de buren verscholen liggen.

De adder heette Martin en was het hoofd van de sportraad van Monash University. Al vroeg de eerste ochtend maakte hij ons duidelijk waarvoor we hier waren: sport en de naam van de universiteit. Dus de gesponsorde waren dienden bij elke officiele verschijning in en om het veld te worden gedragen, maar wee degene die zijn braakfoto op de voorpagina van de NZ Times zou terug vinden met het monashlogo in zicht: Martin verklaarde de macht te hebben om elk van ons te beletten af te studeren. Als enige kon ik opgelucht ademhalen: uitwisselingsstudent!

Al met al viel de repressie vanuit het officiele kamp reuze mee. De repressie vanuit het informele kamp daarentegen was onweerstaanbaar. Coach en veteranen hadden een even duidelijke boodschap: UNI Games gaat om het leren spelen nadat je hebt gedronken, want basketballen kunnen jullie al. Mijn dank gaat uit naar de clubgenoten bij SBU, de studentenballers in Utrecht. Ruim twee jaar ervaring aan dat adres heeft me in de dagen die volgden een groot voordeel opgeleverd. We haalden de finale en gingen uiteindelijk met 1 punt de boot in. Dichter bij het goud komen zonder het te winnen is onmogelijk. Het balen was vervolgens van het hoogste niveau.

De vraag of we nog wat van Nieuw Zeeland hebben gezien beantwoord ik met een wedervraag: "Wat van Nieuw Zeeland bedoel je precies?" We arriveerden in het donker waardoor we 3 uur reden en werden wakker in een consequente miezerbui Oktoberstijl. Deze hield, conform de zojuist genoemde stijlfiguur, drie dagen aan. En dat zijn geen geintjes. De eerste stralen zon braken door op donderdagmiddag, een kwartier voor onze finale, die in het donker was afgelopen. Wat we wel hebben gezien, is de binnenkant van menige horecauitspanning en de grillige mix van Kiwistudenten die zich zoals op een studentenkampioenschap laten aanschouwen. Als een soort goddelijke wraak was het op vrijdag prachtig weer. Iedereen had een kater van het eindfeest en gruwde van de felle zon die zich als ware tegenstander ontpopte in de race om op tijd op het vliegveld te zijn. Die strijd hebben wij uiteindelijk wel gewonnen, al was de marge net zo klein als in de eindstrijd.

Thuis in Melbourne was een lichaam het er niet mee eens dat ik eens een week flink ging studeren en leuke dingen doen. Het vervelende was dat het hier om mijn eigen lichaam ging. Griep greep me bij de kladden, en de week passeerde met weinig verzetten van werk en veel dutjes, citroen- & honingthee en een flinke stapel Australische films uit de unibieb, die het grootste schuldgevoel buiten de deur hield.

De koorts is inmiddels vertrokken en het vooruitzicht op normaliteit voelt op een vreemde manier aantrekkelijk. Voor de komende maand heb ik, behalve deadlines en uni-uren, geen bindende afspraken of vliegtickets. En geen baan. Om de een of andere reden wil het met het vinden daarvan niet zo goed lukken, maar wat daar de reden van is ontgaat me geheel. Of ik er helemaal ontevreden mee moet zijn laat zich ook niet zo makkelijk doorgronden. Laat ik er later eens op terugkomen met het voordeel dat terugkijken met zich meebrengt.

Voorlopig duik ik een museum binnen waneer ik maar kan, verslind de boeken die ik van Sarah mijn voormalige huisgnoot in bruikleen heb en kijk zoveel mogelijk Australische films. Dat is volgens mij ook allemaal goed bestede tijd.

Ajeto buurman!

vrijdag 4 april 2008

Pancho en andere natte winden

Afgelopen Woensdag was ik op weg naar een werkgroep toen ik bijna omver werd geblazen. Tropische storm Pancho wakkerde aan over Melbourne en ontwortelde in zijn wake een paar van de grote eucalyptusbomen op de campus. De regen liet op zich wachten, en grote wolken rood stof en zand jaagden door de lucht terwijl een alarm ontruiming van de lesgebouwen voorschreef. De ernst van de situatie werd me eigenlijk die hele middag niet duidelijk: klasgenoten lieten trots een foto zien van de boom die nog geen twee meter van ze was omgekwakt, de vlagen verblindend stof werden met gelach ontvangen en de ontvangst in een stroomloos treinstation begon met de gebruikelijke "G'day!", maar nu via krakende microfoons. Surfers maakten gebruikt van de abnormaal hoge golven voor een imitatie van "The biggest Wednesday".

Na een goede maand de huiskamer logee uit te hebben gehangen kan ik met enige blijdschap een verhuizing aankondigen. Aanstaande donderdag neem ik voor twee maanden mijn intrek in de gemeubileerde kamer van een vriendelijke maar wat nerveuze jongen die voor het eerst zijn aanstaande schoonouders in China gaat bezoeken. De ligging is prima, een kleine twintig minuten van de binnenstad en het vooruitzicht op een kamer van mezelf alleen vult me met warmte. Die warmte heb ik nu ook wel nodig, want Sarah is vandaag verhuisd, en met al haar spullen is ook de verwarming vertrokken. Centrale verwarming is hier onbekend. In een lege witte kamer typ ik mijn bericht op de laptop die ik heb neergezet op een tafeltje gemaakt van een doos, terwijl de tocht door de kieren en gaten suist die kenmerkend zijn voor Australische behuizing.

Mijn paasvakantie stond in het teken van nieuwe dingen. Eerste paasdag begon ik met het missen van het vliegtuig naar Tasmanie, omdat ik dat nog nooit gedaan had. Een kwestie van minuten resulteerde in een kwestie van uren: vijf uur lang heb ik moeten wachten op het volgende vliegtuig. Alle whiskies in de taxfreeshop keken me urenlang spottend aan: door het binnenlandse karakter van de vlucht kon ik ze niet eens aanschaffen.
Na een dag in mijn eentje te hebben rondgesjouwd arriveerde een vliegtuiglading uitwisselingsstudenten de volgende dag. Met de Deen Nicolai huurde ik voor het eerst in mijn leven een auto, waarna het een midweek rondscheuren geblazen was over het prachtige en dunbevolkte eiland, een uurtje vliegen zuid van Melbourne.
De eerste impasse diende zich de volgende dag aan: mijn eerste lekke band. Met de radio op 20 en Nicolai achter het stuur maakte we ons een minuut of tien niet al te ongerust over het ratelende geluid dat naderhand onze achterband bleek te zijn. Met mijn veblijf in Azie nog vers in het geheugen viel het wachten niet zwaar, 2 uur later waren we weer op weg en wonder boven wonder haalden we ook onze andere reisgenoten weer in die kampeerbusjes hadden gehuurd die bergop maximaal de 70 haalden.
De hooglanden brachten me de primeur van de eerste sneeuw in Australie, een primeur die de nodige gevolgen had voor de daaropvolgende nachten. Tussen vriespunt en 5*C heb ik me wat afgebibberd in een tent en slaapzak en winterjas en drie truien en muts en sjaal. Eerlijk waar. De omgeving was de beproeving meer dan waard, en de variatie in het Tasmaanse landschap zijn bijna niet voor te stellen. Van de zachte zonnige oostkust met witte stranden tot de grillige bergkammen vol skeletachtige dode bomen en groene bergmeertjes en van de glooiende grasvlakten tot de enorme oerbossen. Een absolute aanrader.
Het laatste weekend was ik weer op mezelf, en gelukkig met een dak boven mijn hoofd. In Hobart werd ik door een lieftallige backpackersreceptioniste op sleeptouw genomen door de stad, die ondanks zijn provinciale karakter en dito inwonersaantal een boel bieden heeft. Zoals Oud-Hollandse lekkernijen. Of het iets te maken heeft met de nationaliteit van Abel Tasman die eeuwen geleden zijn vlag hier plantte weet ik niet, maar zo'n twintig duizend kilometer van huis liep ik met een zak dampende oliebollen over straat terwijl een waterig zonnetje voorzichtige pogingen deed de haven wat op te warmen.