woensdag 26 augustus 2009

Een alledaagse voorstelling


Het is iets voor tienen op de maandag morgen als de zon de mist die over de stad hangt wegbrandt, en upper campus is het decor van een trage drukte die zich alleen of in groepjes van gebouw naar gebouw beweegt. Op en naast de trappen die naar de bibliotheek leiden roken ze een sigaret, lezen ze in een reader, en drinken ze hun koffie. Een glinstering in de zonnebrillen, glimmende sneakers, geblokte shorts, passende tasjes en rokjes, rokjes, rokjes... met de zon in zicht is elke dag rokjesdag. Om de vijftig meter houden ze halt, groeten een bekende, maken een praatje en lopen verder, opgekamde afros, vette matjes, opgeschoren schedels, cornrows en vlechtjes. Ze vangen een glimp van zichzelf in de zonnebril van een tegenligger en de warmte vult de dag langzaam op. Jameson's Hall kijkt goedkeurend van zijn troon naar het schouwspel aan zijn voeten, naar het toneel omringd door altijd waakzame ogen, gevuld met zelfbewuste wandelaars.

Het is een korte wandeling van mijn appartementje naar Obz Cafe, op Lower Main Road. Met een drietal boeken onder mijn arm zet ik me aan een tafeltje in de ochtendzon en bestel een filterkoffie. Hoewel er nauwelijks andere klanten zijn staan er drie man bediening voor de bar, en de eigenaar erachter. Terwijl ik de boeken doorkijk op bruikbare theorie voor mijn paper zie ik op straat de jongens in effen overalls de verschillende cafes en restaurants bevoorraden. Ik ken de verschillende soorten gezichten in Observatory ondertussen: de slordige blanke kunstenaars types van boven de 50, de donkere daklozen, sommigen met uitgebouwde winkelwagens, andere met grote tassen, de schimmige autobewakers, herkenbaar aan hun gele hesjes en de paar tanden in hun mond, de smetteloos geklede zwarte professionals, de iets te dikke studentes in joggingbroek en UCT t-shirt en het functioneel geschoeide Duitse toeristenkoppel met de reisgids naast de camera op tafel. Na een twintigtal pagina's te hebben gelezen en onderstreept pak ik de krant. Ik laat de serveerster nog eens inschenken en reken daarna af, waarna ik via de supermarkt naar huis loop. Een drietal scholieren rent me voorbij, in bordeuaxrood uniform. Terwijl ik met de afstandbediening de poort open zie ik ze aan het eind van de straat net de trein inspringen voordat de deuren sluiten. Langzaam trekt de trein op, en schiet zo aan mijn zicht voorbij, het kleine stationnetje leeg achterlatend. Ik stap mijn huisje binnen en draai de deur achter me op slot.

zondag 9 augustus 2009

Zwijnerij

Van de universiteit is 30% van de studenten thuis met H1N1 of vergelijkbare symptomen en ik behoorde tot deze groep. Dagenlang met koorts in bed, slechts energie voor water, toiletbezoek en het versturen van verstek-smsjes. Terwijl mijn ziekteverschijnselen afnamen steeg de verveling, resulterend in het afstropen van audiovisueel materiaal op mijn laptop.

De hoest weerklinkt meermaals in het diepe victoriaanse huis in Woodstock. Een 'huishouden van Jan Steen', zo zou je het kleurrijke gezelschap kunnen noemen dat zich hier ophoudt. Om meerdere redenen, want het is niet aleen gewoel van jewelste, maar op een na iedereen heeft dezelfde nationaliteit die Jan Steen bezat. Frerieke is de zus van een basketballvriend en werkt bij en runt weer een andere NGO. Edith en Henk zijn een koppel, hij is kunstenaar en komt uit Zuid-Afrika, zij doet psychologisch onderzoek aan UCT. In de kamer daarnaast woont Ephraim, een 17-jarige vluchteling uit Zimbabwe die naar school gaat. Ik slaap op de bank in de woonkamer, en Maarten, het broertje van Edith is de laatst aangespoelde huisgenoot. Zijn vriendin heeft het na 5,5 jaar uitgemaakt en Zuid-Afrika is precies waar hij naar op zoek is: een plek waar zij zich niet ophoudt.

Op het grote busstation in hartje Kaapstad rijdt een minibustaxi door een plas,
een passerende meneer druipend achterlatend in een plas. De taxichauffeur stopt, stapt uit, en moet rennen voor zijn leven nu de natte man hem in de gaten heeft. Met zijn tweeen rennen ze rondjes om het overvolle busje en om het busje staan zo'n 50 reizigers gretig toe te kijken, afwachtend of de een de ander te pakken krijgt. Na twee rondjes is het voorbij met de pret, het busje blokkeert de enige toegangsweg voor alle andere minibussen die heel Kaapstad bevloeien. Een aantal flinker gebouwde taxecheaffeurs heeft zich een weg naar voren gebaand en beginnen de natte man luidkeels te bedreigen. Hij druipt af, woede zichtbaar op zijn gezicht terwijl hij het nummerbord van de taxi die langzaan weer in beweging komt verwoed op zijn arm noteert.