woensdag 30 november 2011

Ontzettend bezettend

Cyprus bestaat sinds 1974 uit twee delen die worden gescheiden door een bufferzone. Sommigen noemen het Noorden de "Turkse Republiek van Noord Cyrpus", anderen noemen het bezet gebied. Het idee van Cyprus als eenheidsstaat is vanaf haar afscheiding van het Britse rijk omstreden geweest: Turks-Cyprioten zochten naar deling, Griek-Cyprioten streefden aansluiting bij Griekenland na. Dit leverde van 1955 tot 1974 veel onrust op. Tegen de zin in van de internationale gemeenschap ondernam Turkije onder het mom van het beschermen van de Turks-Cypriotische minderheid een massale invasie en brak eenzijdig een wapenstilstand. Waar het conflict vóór 1974 al aan duizenden het leven had gekost, werden honderdduizenden Grieks-Cyprioten gewelddadig van huis en haard verdreven. Tot de dag van vandaag is Turkije terughoudend met het laten vieren van haar controle over 38% van het eiland.

Tussen beide gebieden loopt een bufferzone, alwaar de blauwhelmen van de VN al sinds jaar en dag hun kamp hebben opgeslagen. Maar sinds een goede week, hebben ze bezoek gekregen van een groep jongeren in tenten. Na een reguliere nachtelijke bijeenkomt in de bufferzone besloten de actievoeders voor een verenigd en gedemilitariseerd Cyprus er de nacht door te brengen. Toen ze 's ochtends wakker werden en de mogelijkheden eens bekeken, besloten ze te blijven. Occupy Bufferzone was geboren.

Iemand die zou stellen dat het hier met name gaat om een stelletje idealistische 'krusties' heeft op zich wel gelijk, maar mist het punt dat het doel van de beweging, een verenigd Cyprus, een wensbeeld is dat door velen wordt gedeeld. Want zoals men ook wel zegt, soms heb je een nou eenmaal een 'krustie' nodig om het voor de hand liggende voor elkaar te krijgen.

Het mooie van de Occupy-bewegingen wereldwijd, en deze in Cyprus, is dat de deelnemers in het voordeel zijn: ze hoeven nergens heen, vermaken zich prima en hebben weinig nodig om comfortabel te overleven. Ze hebben het voordeel van de tijd: elke dag kruisen duizenden de grens en zien de aanwezigheid van deze groep. Elke dag die wordt doorgebracht in het niemandsland is een overwinning.

En de aandacht neemt toe. Verschillende kranten hebben er al over bericht en gisteren toen ik brood en olijven kwam brengen trof ik twee mannen van een van een linkse partij uit Noord-Cyprus aan in het kampement om hun steun te betuigen en mogelijke samenwerking te bespreken. Waar het uiteindelijk heengaat blijft de vraag, maar het is zeker dat de aanwezigheid van de actievoerder veel vastgeroeste patronen heeft doorbroken.

zondag 13 november 2011

Tegenzitten is een werkwoord

Als reddingswerker zelf onder het puin verdwijnen is zowel het toppunt van ironie als opoffering en het gebeurde deze week toen een naschok de stad Van in het Oosten van Turkije raakte. Erg opbeurend was de kwalificatiewedstrijd voor Euro 2012 niet die door de duizenden geëvacueerden in ondergesneeuwde tentenkampen werd bekeken, Turkije verloor in Istanboel kansloos met 3-0 tegen Kroatië en mag morgen nog eens aantreden in Zagreb. Tel daar een opnieuw oplaaiend etnisch conflict bij op in het Oosten van het land en je kunt stellen dat het soms gewoon niet meezit.

Fikkie steken is een erfkwaliteit. Op de plekken waar het vuur moet worden aangewakkerd in kachel of mangal vertellen de jongens over hoe ze vroeger altijd toekeken hoe hun vaders onvermoeibaar stonden te wapperen en blazen. Nu gaat het er zelf hard aan toe. Toegewijde opbouw van de stapel. Zweetdruppels boven ernstige fronsen. Als dan worsten liggen te knisperen en de kachel blakert weet ik zeker dat ze hun vader trots zouden maken.

Diezelfde jongens hebben, net als alle andere jongens in Turkije, een horde te nemen midden 20. De militaire dienst. Waar ik alleen tegen mijn 18de verjaardag een brief op de mat vond waarin werd vermeld dat de mobilisatie van dienstplichtigen tot nader order is opgeschort, worden de heren hier minder vrijblijvend geïnformeerd. Als je niet gaat studeren is het duidelijk: op je 20ste mag je voor 15 maanden aan de bak. Als je studeert kun je de diensttijd uitstellen tot na je studie en hoef je maar 6 tot 12 maanden. Als je voor drie jaar in het buitenland woont en werkt mag je voor een goede €5000,- je diensttijd verkorten tot 21 dagen.

En als je niet wil? Je kunt zeggen dat je homoseksueel bent. Behalve dat dit in vrijwel heel Turkije een boel scheve blikken oplevert bij familie, kennissen en buren, wordt je dan ook nog verwacht je geaardheid te "bewijzen" in een militair hospitaal... Goed, de aantrekkelijkheid van die optie is voor homoseksuelen zelf minimaal. Je kunt ook de bak in, maar in plaats van 4 jaar brommen en er dan -met strafblad en al- vanaf zijn, mag je dan alsnog dienen. Zijn er nog andere manieren, behalve naar het buitenland vertrekken? In de praktijk blijkt dat je na je studie enige jaren niet wordt opgeroepen. Het is dan vervolgens zaak om wanneer ze je berichten razendsnel een nieuwe studie te beginnen. Hierna geldt weer hetzelfde stramien en als je dat tot je 40ste kan volhouden, kun je, technisch, de dans ontspringen.

Maar meestal komt het niet zo ver, gaan de jongens schoorvoetend het leger in, staan ze maandenlang geparkeerd voor een of ander legergebouw of grensovergang, of worden ze als ze pech hebben in de bevochten gebieden geplaatst waar gewapende conflicten geen uitzondering zijn. Daarna kunnen ze dan eindelijk echt aan hun leven beginnen. Ik zie de voordelen van een professioneel leger steeds beter in.

vrijdag 28 oktober 2011

Achter de wolken


In de onderdoorgang vechten de geur van brandende tabak, rauwe mosselen en nieuw leer met elkaar tegen een achtergrond van tl-verliching op vale tegels en stenen trappen. Alle verschillende soorten kinderspeelgoed op batterijen staan luid en gekleurd te klikken, schreeuwen en knipperen terwijl mannen met snorren, ondergoed aanprijzend of om een gebbetje lachend, in groepjes van drie zonnebloemschillen op de grond laten fladderen. De mensenmassa wringt zich een weg naar de twee overkanten in een vreemd soort omgedraaid touwtjetrek.

Vertrekken uit Istanbul lijkt bijna lastiger dan er heen fietsen. Al meer dan twee weken probeer ik uit te vinden wat het nou precies is dat me aantrekt en wat me afstoot. Het huis waar ik verblijf is waarlijk een duiventil, op elk uur van de dag komen en gaan mensen, de banken in de woonkamer zijn altijd bezet, minstens eens in de week is er een feestje, maaltijden worden op elk uur van de dag gekookt en samen genuttigd en gesproken talen varieren mee met de in- en uitstroom van reizigers en gasten. Het geheel wordt afgemaakt door een overactieve pup die alles wat ze te pakken krijgt in stukken bijt. Ik ben aan haar al een boek en een scheermesje verloren.

De kou lijkt zelfs in Turkije rond deze tijd van het jaar een trouwe vriend. Hij kan een dagje weg zijn, maar reken maar dat hij wanneer je er vandoor gaat weer klaar staat om je uit te zwaaien. Mijn tassen hangen slap aan de fiets, want alles wat erin zat heb ik aan. Dit geeft mogelijkheden: er is weer genoeg ruimte voor goede zin en creativiteit in mijn bepakking, en op een rare manier geeft dit wel het voordeel dat ik lichter fiets omdat ik minder bij me heb.

vrijdag 14 oktober 2011

Mooi weer fietsen

Aan de overkant van de straat staat een oudere man met een verlengde hark in zijn armen. Hij hijst het gevaarte omhoog en slaat er mee tegen de takken van een boom. Tientallen noten roffelen op de grond. Het alarm van de onder de boom geparkeerde auto gaat af. De man slaat opnieuw, wederom loeit het alarm. De man is zichtbaar vermoeid en laat de hark op de grond rusten als er uit de flat naast me iemand zich roepend naar hem spoed. Toch is het niet zoals ik verwachte de eigenaar van de auto, want de heren steken samen een sigaret op en roken in het lage ochtendlicht.

Elke reiziger die Bulgarije heeft aangedaan kan je verzekeren dat het toch telkens een seconde onbegrip oplevert wanneer iemand nee schudt, maar ja bedoelt. Zeker als ze er bij lachen: wat is er zo grappig aan dat ik dit water niet kan drinken? Toen ik er eenmaal een beetje aan gewend was geraakt bleken mijn uurtjes in Griekenland niet vrij van misverstand: wat wordt er bedoeld als iemand “Ne” zegt en tegenknikt?

Dat ik eigenlijk een mooi weer fietser ben is iets waar ik gelukkig pas na 4500km achter hoef te komen. Slagregens, miezer, ochtendkou, het is me allemaal niet zoveel waard, al heb ik tevens gemerkt dat het niet het eind van de wereld is. Het echte plezier begint pas als ik probeer mijn fiets langs een stukje akker te duwen via een route die de autoweg omzeilt. Binnen de kortste keren zit alles onder de klei en zijn de wielen geblokkeerd. Mijn nieuw aangeschafte dichte schoenen zakken weg in de modder en aan de binnenkant van mijn regenkleding voel ik de koude condens van mijn onverhoedse pogingen neerslaan. Als een golem kom ik een half uur later via dezelfde weg onder de modder het dorp in waar ik eerder de weg vroeg, waar een welkome winkelier me iets te drinken aanbiedt. Als ik weg wil fietsen blijkt mijn achterband lek. Nu dan, eerst maar even de modder van de fiets voordat ik aan het plakken kan beginnen.

Een vlucht spreeuwen vliegt op de wind vlak over me heen, voor me uit spoedend naar het Zuiden in het grasland van Zuidelijk Bulgarije. Het chagrijn verlaat mijn lichaam en is vervangen door euforie: het voorrecht om hier de verandering van seizoenen mee te mogen maken is groter dan de ongemakken tot nu toe. Aan de horizon hangen wolken, de zon zakt er langzaam doorheen, een koele windvlaag stuwt me verder. Het is mooi om weer te fietsen.

donderdag 15 september 2011

Het gedeelde hart

De kou in de ochtendlucht kondigt het eind van de zomer aan. Als ik wakker wordt om zes uur is het nog donker. Het brandhout wordt in stukken gekapt en voor de huizen opgestapeld. Mist hangt in het rivierdal. De hooibergen doorbreken de oranje gloed van de velden. Nog even en al het mais is geoogst, de donkere stoppels van de akkers klaar voor wat komen gaat.

Bouwvallen vol granaatgaten staan naast versgebouwde huizen met frisse kleuren. Hier en daar ontbreekt de afwerking aan de buitenkant maar laten de verse bakstenen de veerkracht zien van een land waar 15 jaar geleden buren elkaar vanuit hun huizen beschoten, bevangen door angst en woede geleid door verschillen in etniciteit en religie. Maar de façades zijn opnieuw gepleisterd en een terras in Sarajevo eten drie mannen van middelbare leeftijd een ijsje.

Wanneer besluit je om je spullen te pakken, je baan, huis en andere familie achter te laten om een conflict te ontlopen? Doe je het als er een luide nationalist aan de macht komt, of doe je het als er in andere gebieden incidenten gebeuren? Als er mannen met geweren voor je deur staan in het plafond schieten van de plek waar je je schuilhoudt, ben je in ieder geval te laat.

Sterker klinkt de waarschuwing voor de rest van Europa, waar binnenvetten en navelstaren de kortzichtigheid van verschillende landen benadrukt. Beschaving is als een waterballon: als geheel van buitenaf een mooi gezicht, maar makkelijk te breken en niet te repareren zonder heel veel gedweil. Juist als het wat minder gaat is het zaak niet meteen met naalden te gaan zwaaien.

De oorlogskinderen van de Balkanoorlogen in de midden jaren ‘90 zijn van mijn leeftijd. Nu, jaren later, zijn ze vaak hoog opgeleid, op zoek naar een goede baan en gefrustreerd met de politieke stagnatie. Na jaren proberen, met vervelende baantjes, op nieuwe plekken vanwege gedwongen herplaatsing of met een erfenis van verlies en extreme verantwoordelijkheid voor zulke jonge leeftijd. Tot enkele jaren geleden mochten inwoners van Bosnië en Herzegovina alleen met een visa het land uit, nu kunnen ze binnen Europa vrij reizen, al is de reisduur beperkt tot 3 per 9 maanden. Een voor een wachten ze nu op een kans om weg te komen.

Maar die keuze voor zichzelf is niet gemakkelijk gemaakt. Miljan's vader overleed niet lang geleden en omdat hij en zijn moeder nu geen huis bezitten maar huren is een overstap naar het buitenland voor hem ondenkbaar. Eerst moet er een huis worden gekocht, maar het is bijna onmogelijk geld te lenen. Hij verzucht: iedereen klaagt over de crisis, maar hier is het nooit anders geweest. Lamia vertelde me dat toen ze in Spanje woonde het door vrienden geopperde idee om naar Ibiza te gaan haar als ondenkbaar voorkwam: geld uitgeven, alleen om zelf plezier te hebben? Het meest bewonderenswaardige is de toenadering die deze leeftijdsgroep bereid is te maken, zelfs na de dood van een vader in het leger, jaren in een ander land of een jeugd opgesloten in een schoolgebouw. Want dat we nu eenmaal met elkaar verder moeten is een gegeven dat verder strekt dan alleen de Balkan. We kunnen kiezen: een glibberig waterballet, of feestelijk versierd met ballonnen.

donderdag 25 augustus 2011

Een goed begin van het halve werk

Laten we even eerlijk zijn, dit is toch helemaal geen weer om te fietsen? Die eerste vijf kilometer die pakken ze ons niet meer af. Die eerste vijf kilometer die steken ze maar in hun reet. Of kunnen de tyfus krijgen, het is maar net hoe je het bekijkt. En waar je tegenaan fietst.

De mussen vallen al lang niet meer dood van het dak want ze liggen al dagen te broeien in de zon. Soms moet er worden gegaan als gekken, maar soms is het verstand bewaren het belangrijkste dat je kunt doen. Daar verander je niks aan. Wat nou hittegolf? We hebben er ruim 2500 kilometer voor moeten fietsen, maar eindelijk hebben we een beetje zomer waar 'u' tegen gezegd kan worden.

Slovenië heeft het wel zo'n beetje allemaal: een bergregio, heuvelachtige stukjes, een paar steden met een vrij internationale allure en zelfs een kleine 50 kilometer kust, al blijft grote buur Kroatië met zelf bijna 2000 km kust eikelen over de zeetoevoer en is het nu Italiaanse Trieste van origine een Sloveense stad.

Gewaarschuwd voor koude gesloten mensen is het een warm bad om door de dames nagetoeterd te worden tijdens bezweette middagsessies, door alle fietsers te worden begroet en uitgenodigd te worden voor bier en barbecues. Alles gezond en wel, maar ook voor meneer Lever is het aanpoten tijdens al deze blijken van gastvrijheid.

Smelten is een kunst, zweten is het leven. Warmte voedt, warmte brandt. Maar een een goede eter is een goede gast en een brave drinker goed gezelschap. De dagen vliegen als muggen door de avondlucht, de kilometers als druppels uit een onverwachte
onweersbui. Soms hebben we geen zin en lummelen we ons door de dag en soms valt de ochtendkoffie zo prettig dat we echt eens op de pedalen gaan staan. Ergens anders aan denken hoeft niet, het blijft steeds meer gewoon een kwestie van opstappen en verdergaan.

woensdag 10 augustus 2011

Overleven op je derde blad

In Oostenrijk zijn de plantsoenen aangeharkt. In Wenen staat op elke hoek van de straat een in marmer uitgevoerde zegezuil of keizerlijk paleis. Onze gastheer marcheert ons naarstig langs alle belangrijke punten en informeert d(w)ringend doch zakelijk of we nu wel of niet vanmiddag nog een museum willen bezoeken. De standbeelden en bustes staan er rijen dik, maar kijken een beetje sip: in elke andere stad zouden ze aanzien krijgen maar in deze zee van grote namen loopt de gemiddelde voetganger straal aan je gewichtige hoofd voorbij.

Maurice en ik zitten op de fiets. Eerder vandaag hebben we besloten om een supermarkt die we passeerden niet aan te doen. Nu fietsen we al een uur buiten de bebouwde kom en hebben we de laatste chocolade opgegeten. Nog steeds niets in zicht. Dan zien we betonnen gebouwen verschijnen die op urbaan gebied wijzen, onze zintuigen verscherpen zich. Er verschijnt een bord waarop een supermarkt wordt aangekondigd. Onze rommelende buiken gaan in overdrive en speeksel stroomt in de mond. Aangekomen blijft Maurice bij de fietsen en duik ik de supermarkt in. De knorrende maag overstemt de in het Hongaars aangegeven artikelen: is dat nu kaas of slagroom? Wat zit er in dit pak? En die worsten, hoe kan ik het verschil vinden? Aan de ene kant getergd door de traagheid van het proces maar aan de andere kant voorzichtig niet dezelfde fout nog eens te maken en boodschappen voor een flinke tijd in te slaan gaat het gejaagde struinen door de supermarkt verder terwijl Maurice buiten zichzelf inmiddels staat op de vreten.

Als de buit eenmaal binnen is en de kassarij geslecht begint het echte precaire deel pas. Zo diplomatiek als mogelijk bekijken Maurice en ik elkaars voedsel ordenende en etende bewegingen met argusogen. De extreme hechting aan democratie geldt zeker wanneer er gegeten wordt na een flinke etappe: algehele gelijkheid is geen overbodige luxe maar een dringende noodzaak voor een geweldloze samenleving. Pas na het grootste deel van een brood zo te hebben weggewerkt kan het zijn dat een van de twee wordt toegestaan iets meer te eten, al is het vaak zo dat tegen de tijd dat deze mogelijkheid zich aandient we ons getweeelijk en gelijkgestemd dwars door de voedselvoorraad hebben heen gespaaid. Iemand vertelde me dat dit ongewone eetpatroon ook weer zou normaliseren, maar tot op heden lijken zelfs vier maaltijden per dag me niet genoeg.

Aan de Donau in Hongarije treffen we onze medelanders op een camping die zeer waarschijnlijk in de ANWB-gids staat. Waar men vroeger nog wel eens naar de sterren of een kampvuurtje placht te kijken fladdert de hedendaagse kampeerder met smartphone om de wifi-mast en komt uit koepel- en luifeltent de blauwige gloed van een laptop terwijl de ongewone nachtelijke kou welkom binnenstroomt.

dinsdag 26 juli 2011

Pruimentijd


Het ene moment heb je comfortabel een regenbroek aan tegen de niet aflatende stroom hemelvocht, het volgende moment gaapt na krakend geluid je fietsbroek door een gat bij je kruis. Zo kun je aan de ene kant van de rivier alles lezen en aan iedereen de weg vragen, zo heb je aan de andere kant te maken met een taal die op geen enkele manier lijkt op iets dat je eerder hebt gesproken. Het ene moment sta je ademloos op de trappers tegen de helling te vechten, het volgende hoop je met 50 kilometer per uur dat je voortassen nog wel goed zitten.

En zo zit je op de fiets, zo zit je in de trein.

Toen het overblijfsel van Nederlands historische 22-urige regenbui de Tsjechisch-Duitse grens had bereikt klommen Mau en ik naar onze slaapplek bij Pravčická brána. Met de nog immer gietende regen in het vizier besloten we de knusse oplossing van een muffe trekkershut te verkiezen boven een klamwaterige tent en deze keuze bleek al snel terecht toen onder nog intensiever tromgeroffel de dakgoten begonnen over te lopen.

Net gemaakte Litouwse vrienden kampeerden tijdelijk onder de overkapping van het toiletgebouw en Emilius bood me een biertje aan, dat ik dacht te gaan delen met Maurice. Toen ik op het hellende grasveld dat tevens dienst deed als noodwaterafvoer mijn evenwicht verloor zocht mijn hand vliegensvlug steun bij het dichtstbijzijnde stukje aarde. Helaas hield mijn reflex geen rekening met het bierflesje dat vervolgens door honderd kilo plus valversnelling in menig stuk versplinterde, waarvan er een aantal de weg van de minste weerstand vonden in het vlees van mijn hand. Een nachtelijk ritje in de auto van een plaatselijke kelnerin naar de EHBO van Děčín verder zat ik met twee hechtingen en verschillende plekken lijm weer in hetzelfde muffe hutje te luisteren naar de regen die op magische wijze nog steeds niet in sterkte was afgenomen.

En zo zat ik de volgende dag niet op de fiets, maar met de fiets in de trein. Via een paar dagen in Litoměřice bij couchsurfer Petr zijn we nu in Praha aangekomen. De schoonheid van de stad grenst aan overdrijving, elke avond heeft tot nu toe alle schakeringen tussen donker paars en helgeel tevoorschijn getoverd, met in het midden een gigantische oranje bal die tussen lichte wolkjes over de honderden torens heen schijnt. Gelukkig zijn er andere Nederlandse toeristen om me hypocriet aan te ergeren. Nog een klein weekje op doktersorder van de fiets geeft me een vrijbrief voor een week in Praag. Met deze tijdsruimte blijkt zelfs in deze stad van clichés aan verrassingen geen gebrek. Zoals de metronoom in het skatepark, of ingelegde camembert met rauwe uitjes. Of alle wilde fruitbomen. Toen Maurice op een heuvelpad aan een boom met wilde pruimen ging hangen regende het honderden stuiterballen die ons overdonderend in een kinderlijke weelde van zoetigheid bergaf tegemoet stroomden. Vanavond hebben we zoveel pruimenjam dat we hier niet genoeg mensen kennen om het aan weg te geven.

dinsdag 12 juli 2011

Fietspubliek


Je komt nog eens wat mensen tegen als je met pakken en zakken aan en op je fiets het land verlaat. Zo heb je bijvoorbeeld de ongelovigen. Die blijven maar steeds hetzelfde vragen om te kijken of je verhaal verandert, terwijl ze je op hetzelfde moment voor gek verslijten om ook maar de suggestie te wekken zo’n ridicuul plan te bedenken. Het maakt niet uit hoe vaak je het ze vertelt, het hoofdschudden blijft.

Dan is er de gevaarlijke enthousiasteling. Hij is niet zomaar gevaarlijk en enthousiast, hij is gevaarlijk vanwege zijn enthousiasme. We troffen er een toen we in Hannover water wilden bijvullen. Hij zat met zijn rug naar ons toe, maar toen hij in de gaten kreeg wat wij voorstelden: twee jongens die helemaal uit NL hierheen waren gefietst op weg naar Berlijn en verder? Wow, das ist so coool! Ich bin ja auch
biker! Waarop er fervent high fives werden afgedwongen. Met alleen water kwamen we niet weg: willen jullie niet uitrusten? Alleen leidingwater? Ben je gek? Wil je magnesiumpillen? Hier heb je een busje, en ook vitaminen! Wow man, wow! Zijn vrouw stond er gelaten bij, waarschijnlijk zelf ooit gevallen voor die eigenschap van haar man en er niet helemaal gerust op dat hij niet zelf even zijn fiets uit schuur zou trekken en mee zou fietsen. Dat waren wij toen ook niet meer.

Dan zijn er de mensen die jullie praatje komen maken. Zij hebben een affiniteit met fietsen en zien jou als de ideale persoon om hun verhaal aan te horen. “Waar gaan jullie heen? Cool, heb ik ook gedaan, heel Europa doorgefietst,” waarna het vanaf dat moment de tijd die ze hebben eenrichtingsverkeer is, waar geen zinnetje is tussen te krijgen. Dan sluiten ze plots monter af met de mededeling dat je het naar je zin moet hebben en piepen ze er tussenuit.

En dan heb je nog de mensen die er gewoon geen reet om geven dat je op de fiets reist. Een welkome afwisseling, maar ze blijven iets vreemd hebben. Na gewend te zijn het doelwit te spelen van zoveel ongeleide emotie is dit slag mensen zowel een koude douche als een vreemde eend in de bijt. Beide kunnen op bepaalde momenten in de hete zomer erg verfrissend zijn.

Gistermiddag zijn we na 814 km. in Berlijn aangekomen en blijkt dat in de tussentijd waarin we het stadse bijna vergeten waren het leven van de hipsters nog steeds voor de stroom uit loopt. Helaas ben ik nu wel een beetje het slachtoffer van mijn functionele inpakken, want paraderen in afritsbroek wordt hier echt niet getolereerd. Maar gelukkig zijn de door de zon ingebrande sandalenbandjes bij het blootsvoets lopen best te vergissen voor een creatieve uiting en doet mijn Swazi sarong de rest.

woensdag 15 juni 2011

Schone schijn

Met felle zijlichten wordt ik in mijn ogen geschenen door de politiewagen die willkeurig en langzaam over het grasveld van het Vondelpark slalomt. De reden van zijn afwijken van de gebaande paden wordt me niet bekend, al hebben ik en mijn neef toch net nog even onze halve literblikken aan het blikveld onttrokken. Maar aan bier lijken de agenten zich niet te storen, want ook verderop blijkt het grasveld een groot blikveld waar een groepje jongens dat eerder bewonderd mocht worden om de aanwezigheid van onwaarschijnlijke matjes hun nachtelijke palaver houden, gesterkt met de kruidige geur die de Amsterdamse nacht zo vaak met zich meedraagt. Na een nog half rondje slaat de wagen met zwaailichten op waarschuwingsstand links de geasfalteerde weg weer op en tuft rustig verder, links en rechts met de felle lampen bijschijnend.

Eerder die avond spraken we over hoe het zou zijn om bejaard te zijn en het belang van de wereld om je heen langzaam te zien afnemen en werd me het ouderen halfuurtje na elven 's ochtends op Radio Noord-Holland aangeraden om de stemmen te vangen van die generatie die je op Facebook en Youtube nauwelijks tegenkomt. Ook dachten we na over hoe de oude dag er over 50 jaar uit zou zien, welke technologische uitvindingen van nu ons dan bij het leven zouden blijven betrekken, en welke ontwikkelingen we dan niet meer bij zouden kunnen blijven. Consensus werd bereikt over de waarschijnlijkheid dat er dan in iedergeval geen pensioen meer wordt uitgekeerd.

Met een spetter wijn van gisteren nog in mijn hoofd sta ik voor op het pontje uit Noord, waarbij frisse motregen me vrolijk tegemoet drijnt. Op de uni aangekomen plakt mijn onderkleding, de onzichtbare zon klamt een vochtige warmte door de straten waar toeristen nog steeds vergeten om te kijken voor ze oversteken en verward raken door de circulaire straten in het centrum. Niet veel later heeft de blauwe lucht vrij spel door de hoge ramen waar mijn studenten gebruik maken van de inzagemogelijkheden en dat heeft hij nog steeds als ik na het avondeten nog even achter mijn bureau ga zitten voor een rondje werk voor mezelf. Geen haast om zo nog even het licht mee te pakken, dat is er nog tot vanavond laat. En anders laat ik me wel weer even door volle maan, of politiewagen, bijschijnen.

dinsdag 10 mei 2011

Moed in de benen


Het begon zo'n vier maanden geleden. Achteraf was er al misschien al eerder een punt aan te wijzen als origine voor de verdere gebeurtenissen, maar zo'n vier maanden geleden kreeg het de vorm die nu steeds verder wordt uitgewerkt. Ik was weer eens in een koude regenbui aan het bedenken hoe ik met mijn bescheiden spaaractie gesponsord door Media en Cultuur van de UvA voor langere tijd op pad zou kunnen, toen ik me bedacht dat ik het hele eind weleens zou kunnen proberen te fietsen. Ik was natuurlijk niet meteen overtuigd, maar het was het eerste moment dat ik die mogelijkheid niet meteen als onuitvoerbaar bestempelde.

Nu zijn we een tijdje verder en lijkt er geen weg meer terug. Eerst praatte ik met ervaringsexperts, die in grote getale aanwezig bleken. Het leek ineens of iedereen weleens meer dan 1000 kilometer achter elkaar had gefietst. En er zaten mensen tussen, van wie ik het absoluut niet verwacht zou hebben. De vraag of ik het zou kunnen leek steeds meer een retorische, dus toen kocht ik maar een fiets. En een tent. Ik spendeerde menig vrij uur in zwerfsportwinkels tussen al even enthousiaste verkopers cum avonturiers en superlichte opvouwbare bordjes en in fietsenzaken met multifunctionele zadeltasjes (0,7 liter, of toch 1,2?).

De laatste respectievelijke strohalm, dan wel horde, was een eerste tocht. Aan den lijve zou ik het ondervinden. Expres wat slecht voorbereid stapte ik om 8.00 in het Zuiden op de fiets. Even leek het niet goed te gaan, toen ik ter hoogte van het derde dorp al 10 km was omgefietst en er achter kwam dat de champignons met richtingaanwijzing integraal lijken vervangen door een oh zo leuke maar ongelofelijk onrechtstreekse knooppunten route, waarvan bij ieder bord door het vele aanraken de directe omgeving van de 'u staat nu hier' pijl wit was afgeschuurd. Maar na een ontbijt van mueslirepen met een gratis bakkie van Albert in Schijndel (waar is toch die tijd gebleven dat er in elke AH een bakkie Perla Rood voor je klaar stond?) ging het verassend goed en voor de avond goed en wel zijn komst had aangekondigd stond ik 150 kilometer verderop alweer in mijn keukentje een monstermaaltijd klaar te maken. Want zitten, dat ging niet meer.

En nu is het plan dus definitief: per Juli vertrek ik (met maat Maurice) richting Oost Europa en dan is het fietsen geblazen tot mijn reet er finaal afvalt. Als het even meezit kan ik zo het jaar een beetje uitzingen. Maar als ik er genoeg van heb, dan ga ik hem gewoon duwen hoor. Mijn moed zit me nu nog in de benen, maar als het een beetje zakt, heb ik het zo in mijn schoenen. Dan is lopen misschien beter.

vrijdag 25 maart 2011

Vondelding

De donkergroene handschoen lag op het fietspad alsof zijn eigenaar hem voelde glippen en dacht: jou pik ik in Oktober wel weer op. Niet zo dramatisch als de geexplodeerde pot pindakaas even verderop, maar absoluut een teken van de tijd.

Huizen, fietsen en verkeersbonnnen komen elk in drieen sinds ik weer in Ams gestationeerd ben. Hoe het precies zit weet ik niet, maar een fiets hoeft hier maar de grond te raken of het spatbord schiet eraf, een trapper raakt los of een versnellingskabeltje knapt, er valt niet tegenop te repareren. Vervolgens sta je in zijn drie op een halve trapper de ochtendzon uit je ogen te zweten. 't Kan erger. Namelijk wanneer die blauwe rakkers weer eens naast je stilhouden omdat je door het rood bent gefietst. Sommige mensen sparen voor modelvliegtuigjes of kunstcatalogi, mijn dure hobby is verkeerslichten negeren.

Een nieuwe plek, tussen betontorenopslag, motorbendehoofdkwartier, gevangenis en trekvaart. Even wennen denk ik. Net als aan het zonder handschoenen op stap gaan. Zo is het maar net.