dinsdag 26 juli 2011

Pruimentijd


Het ene moment heb je comfortabel een regenbroek aan tegen de niet aflatende stroom hemelvocht, het volgende moment gaapt na krakend geluid je fietsbroek door een gat bij je kruis. Zo kun je aan de ene kant van de rivier alles lezen en aan iedereen de weg vragen, zo heb je aan de andere kant te maken met een taal die op geen enkele manier lijkt op iets dat je eerder hebt gesproken. Het ene moment sta je ademloos op de trappers tegen de helling te vechten, het volgende hoop je met 50 kilometer per uur dat je voortassen nog wel goed zitten.

En zo zit je op de fiets, zo zit je in de trein.

Toen het overblijfsel van Nederlands historische 22-urige regenbui de Tsjechisch-Duitse grens had bereikt klommen Mau en ik naar onze slaapplek bij Pravčická brána. Met de nog immer gietende regen in het vizier besloten we de knusse oplossing van een muffe trekkershut te verkiezen boven een klamwaterige tent en deze keuze bleek al snel terecht toen onder nog intensiever tromgeroffel de dakgoten begonnen over te lopen.

Net gemaakte Litouwse vrienden kampeerden tijdelijk onder de overkapping van het toiletgebouw en Emilius bood me een biertje aan, dat ik dacht te gaan delen met Maurice. Toen ik op het hellende grasveld dat tevens dienst deed als noodwaterafvoer mijn evenwicht verloor zocht mijn hand vliegensvlug steun bij het dichtstbijzijnde stukje aarde. Helaas hield mijn reflex geen rekening met het bierflesje dat vervolgens door honderd kilo plus valversnelling in menig stuk versplinterde, waarvan er een aantal de weg van de minste weerstand vonden in het vlees van mijn hand. Een nachtelijk ritje in de auto van een plaatselijke kelnerin naar de EHBO van Děčín verder zat ik met twee hechtingen en verschillende plekken lijm weer in hetzelfde muffe hutje te luisteren naar de regen die op magische wijze nog steeds niet in sterkte was afgenomen.

En zo zat ik de volgende dag niet op de fiets, maar met de fiets in de trein. Via een paar dagen in Litoměřice bij couchsurfer Petr zijn we nu in Praha aangekomen. De schoonheid van de stad grenst aan overdrijving, elke avond heeft tot nu toe alle schakeringen tussen donker paars en helgeel tevoorschijn getoverd, met in het midden een gigantische oranje bal die tussen lichte wolkjes over de honderden torens heen schijnt. Gelukkig zijn er andere Nederlandse toeristen om me hypocriet aan te ergeren. Nog een klein weekje op doktersorder van de fiets geeft me een vrijbrief voor een week in Praag. Met deze tijdsruimte blijkt zelfs in deze stad van clichés aan verrassingen geen gebrek. Zoals de metronoom in het skatepark, of ingelegde camembert met rauwe uitjes. Of alle wilde fruitbomen. Toen Maurice op een heuvelpad aan een boom met wilde pruimen ging hangen regende het honderden stuiterballen die ons overdonderend in een kinderlijke weelde van zoetigheid bergaf tegemoet stroomden. Vanavond hebben we zoveel pruimenjam dat we hier niet genoeg mensen kennen om het aan weg te geven.

Geen opmerkingen: