dinsdag 19 augustus 2014

Vrijstorten en Montenegrijns

Gedverderrie mensen, er wordt weer gefietst. Niet dat er eerst niet gefietst werd, maar ram ram ram wat vliegen de kilometers voorbij. Omhoog, tegen de wind in, door tunnels, of gewoon tegen de wind in omhoog door tunnels, het lijkt allemaal niets uit te maken, die benen die gaan wel. Het is de gelukkige staat die een dikke maand ploeteren met alle kilo's aan gebruikte en ongebruikte bagage mogelijk heeft gemaakt. Gisteren keek ik in de spiegel en mijn figuur ontlokte een schaterlach; het lijkt wel of ik een ontsteking heb in beide bovenbenen. Of nee, het was geen schaterlach, het was een hele brede Montenegrijns.

Het bereiken van Podgorica zaterdag markeerde het meest zuidelijke punt van mijn omzwerving deze zomer, en nodigde enige reflectie die gepaard gaat met het realiseren dat er ook aan deze reis een eind komt. Het wordt een roerige herfst, waarin de zekerheden van werk en woning weer eens geheel te grabbel zijn geraakt. Zo zal mijn voorlopig laatste salaris over een weekje op de bankrekening verschijnen en is De Boelelaan per November het terrein voor bouwvakkers.

Maar zoals dat gaat met verloren zekerheden, koekeloeren er ineens ook erg veel interessante mogelijkheden om de hoek. Het eerste intercontinentale vliegticket is alweer geboekt en een tweede, naar weer een ander continent, staat in de steigers. En mocht mijn onlangs gestarte zoektocht naar werk zijn vruchten afwerpen, dan zou begin volgend jaar weleens een derde continent aan de beurt kunnen zijn. Maar goed, mogelijkheden zijn ook luchtkastelen. En zoals die ene PvdA-er het al zo mooi verwoordde: in gelul kun je niet wonen.

Toch weet Montenegro mijn fietsverwachtingen waar te maken en kan het de concurrentie aan met alle zaken die door mijn hoofd spoken. Het land vervult daarmee de belofte die het vorig jaar maakte toen ik bussend de Zuidelijke Balkan inprikte op een verkenningstocht en ik verleid werd door de prachtige kustlijn, het onherbergzame binnenland, de schreeuwerige invasie van Russische vakantiegangers en de neiging van Montenegrijnen om te pas en te onpas in gezang uit te barsten.

De enige zichtbare verandering met de vorige jaargang is dat Poetins oorlogsretoriek de Rus een andere vakantiebestemming heeft doen kiezen: de nummerborden zijn nu, naast Montenegrijns, overwegend Servisch en Bosnisch (Bosnische Serviërs). Ook verrassend veel Polen en Italianen weten de weg te vinden naar de kustwegen waar ze me met welgemeend getoeter van hun aanwezigheid gewaar maken. In het binnenland is het echter een paradijs voor de tweewieler: nauwelijks verkeer op prima asfalt, door gebieden die als inspiratie gebruikt lijken te zijn voor Avatars Pandora en Lord of the Rings' Helm's Deep. Wie een beetje klimmen niet schuwt kan hier zijn lol op.

En het mag in het begin uitzichtloos hebben geleken, mijn proto-Slavisch begint functionele vormen aan te nemen. Hier aan de kust worden mijn pogingen op z'n Amsterdams steevast in het Engels beantwoord, maar in de minder toeristische regio's kan ik contextueel uit de (handen en) voeten en moeders van mijn vrienden lijken blij verrast door mijn probeersels. Het grootste compliment dat ik tot nog toe heb ontvangen was dat ik door drie opeenvolgende gesprekspartners voor Rus werd versleten.

Het enige echt nare nadeel van Montenegro en de afgelegen wegen is de vrijwel constant aanwezige penetrante stank van rottend vuil. Zonder officiële vuilophaaldienst in veel van de kleinere plaatsen, wordt er vrij consequent een ritje gemaakt naar een nabijgelegen helling, vanwaar de inhoud van menig vuilton stuiterend haar weg naar beneden zoekt. Gooi daar gemiddelde dagtemperatuur van 30c overheen, en het resultaat is een onvermijdelijk geurgordijn waarin je je af en toe afvraagt of je de stank nu ruikt of proeft.

Behalve qua geur, heeft het vrijstorten ook visueel haar nadelen. Die lawines van vuil aan de rand van elk uitzichtpunt, doen me denken aan de woorden waarmee een bedrijfsleider van een horecagelegenheid ooit het gedrag van een hamburger etende collega' beschreef, 'dat staat gewoon niet zo chique'. Diezelfde bedrijfsleider kan trouwens bogen op een talent voor rake beschrijvingen. Hoewel ik hem op een oproep voor een 'echte toppers voor achter de bar' ooit heb willen antwoorden dat 'ie Gerard Joling maar moest bellen, wist hij mij en een goede collega nog jaren lang plezier te bezorgen door een observatie die hij deed toen wij na 'sluit' de zaak aan kant aan het maken waren. Wij hadden er zienderogen geen zin meer in, en vroegen hem wat er nog moest gebeuren. Hij zag in één oogopslag dat de emballagehoek nog niet in orde was, en wist dat in een enkele zin aan ons over te brengen. Hij zei tegen ons, terwijl hij alweer verder liep en zelf weinig aandacht leek te besteden aan zijn woordkeus: “Die kratjes zijn Bagdad”. Met de tweede golfoorlog goed en wel aan de gang, had het geen uitleg nodig. En daar hebben we weer een welkom bruggetje terug naar Montenegro: het is hier dus af en toe wel een beetje Bagdad, maar wie netjes gestapelde kratjes wil gaat maar naar Zwitserland op vakantie.

Vandaag heb ik waar mogelijk de Adriatische boulevard genomen en ben mooi egaal verbrand aangekomen in Herceg Novi. Morgen mag ik, na een paar heuveltjes te hebben geslecht, weer aanschuiven in Bosnië. Bosnië, oh Bosnië, er komt een dag dat ik een leuk verhaal over jou de wereld in slinger. Maar vandaag is niet die dag. Vandaag drink ik er nog eentje op de uitpuilende boulevard, waar de discolichten breken in het kristal van m'n glas. Op het leven.