zondag 9 augustus 2009

Zwijnerij

Van de universiteit is 30% van de studenten thuis met H1N1 of vergelijkbare symptomen en ik behoorde tot deze groep. Dagenlang met koorts in bed, slechts energie voor water, toiletbezoek en het versturen van verstek-smsjes. Terwijl mijn ziekteverschijnselen afnamen steeg de verveling, resulterend in het afstropen van audiovisueel materiaal op mijn laptop.

De hoest weerklinkt meermaals in het diepe victoriaanse huis in Woodstock. Een 'huishouden van Jan Steen', zo zou je het kleurrijke gezelschap kunnen noemen dat zich hier ophoudt. Om meerdere redenen, want het is niet aleen gewoel van jewelste, maar op een na iedereen heeft dezelfde nationaliteit die Jan Steen bezat. Frerieke is de zus van een basketballvriend en werkt bij en runt weer een andere NGO. Edith en Henk zijn een koppel, hij is kunstenaar en komt uit Zuid-Afrika, zij doet psychologisch onderzoek aan UCT. In de kamer daarnaast woont Ephraim, een 17-jarige vluchteling uit Zimbabwe die naar school gaat. Ik slaap op de bank in de woonkamer, en Maarten, het broertje van Edith is de laatst aangespoelde huisgenoot. Zijn vriendin heeft het na 5,5 jaar uitgemaakt en Zuid-Afrika is precies waar hij naar op zoek is: een plek waar zij zich niet ophoudt.

Op het grote busstation in hartje Kaapstad rijdt een minibustaxi door een plas,
een passerende meneer druipend achterlatend in een plas. De taxichauffeur stopt, stapt uit, en moet rennen voor zijn leven nu de natte man hem in de gaten heeft. Met zijn tweeen rennen ze rondjes om het overvolle busje en om het busje staan zo'n 50 reizigers gretig toe te kijken, afwachtend of de een de ander te pakken krijgt. Na twee rondjes is het voorbij met de pret, het busje blokkeert de enige toegangsweg voor alle andere minibussen die heel Kaapstad bevloeien. Een aantal flinker gebouwde taxecheaffeurs heeft zich een weg naar voren gebaand en beginnen de natte man luidkeels te bedreigen. Hij druipt af, woede zichtbaar op zijn gezicht terwijl hij het nummerbord van de taxi die langzaan weer in beweging komt verwoed op zijn arm noteert.

donderdag 30 juli 2009

Onverzonnig

Wie wel eens een krantje leest in het openbaar vervoer zal het met me eens moeten zijn dat statistiek is verworden tot volkswijsheid nummer 1. 85% van de Nederlanders zou bijvoorbeeld graag zien dat een arts mensen doorverwijst die bij beginnende dementie een einde aan hun leven willen maken. Verder vertelt Durex ons dat de fictieve eenheid de "Nederlander" 158 keer per jaar sex heeft, net iets minder dan de "Fransman". Nu is niet iedereen het eens over de toepasbaarheid van statistiek. De bekende quote van Mark Twain (There's lies, there's damned lies, and there's statistics!) is een stem in het koor van sceptici, waartoe ik mijzelf al jaren mag rekenen. Toch heb ik de afgelopen week weer nieuwe munitie gevonden om de strijd tegen de procenten voort te zetten. Als we de logica van de statistiek zouden betrekken op mijn nieuwe woonplaats, dan is de situatie duidelijk: In Juli regent het in Kaapstad. Vanaf de dag echter dat ik hier ben aangkomen heeft anderhalve week onafgebroken de zon geschenen. Ook dat mag van mijn part in de krant.

Devil's Peak verschuilt zich in een donkere wolk, de lichtjes van de Kaapvlakte knipperen zachtjes door de donkere mistige morgen. Het is even na zessen, en coach Sergei stuurt ons over de modderpoel van het rugbyveld. Ik had net even iets anders van de training verwacht toen ik met basketballschoenen aan in de hal de 60+ ochtendgymnastiek aantrof. Uitkijkend vanuit de veilige lichte hal was het donkere sportveld een verontrustende aanwezigheid en nu ik mezelf met alle kracht aan zijn natte borstellige omhelzing probeer te ontkomen voor nog een push is mijn voorspelling bewaarheid. De eerste weken in het team zullen zwaar zijn.

donderdag 16 juli 2009

Terug in zuidelijk Afrika

De rijp staat op het sportveld als ik tijdens de zonsopgang over de campus van mijn tijdelijke logeerplek kijk in Johannesburg. De kleine verwarming in de kamer is niet voldoende voor de nacht, al stijgt het kwik overdag tot in de twintig. De geur van brandende berm zorgt dat ik vijf jaar terug in de tijd ga.

Met een vertrouwd gevoel kijk ik toe hoe mannelijke familieleden dingen repareren, terwijl ik Frankie, Forest, Bibi en Coco aai. Adje's ex Laura vertelt: "ik was altijd erg blij als Adje vertelde dat zijn familie op bezoek kwam. Dan wist ik dat de dingen het weer gingen doen." Op Waterford is geen les, het lege schoolcomplex heeft wat weg van een decor voor mijn overdenkingen.

Naast me braakt een kind in een plastic zakje, terwijl het volle busje door de gaten in de weg hobbelt. Langs de kant tussen de bananenbomen en kokospalmen, staat de man met de rode vlag druk te zwaaien als teken dat we door moeten rijden, terwijl een cordon Chinese trucks, omzwermd met Mozambikanen in typische donkerblauwe werkersoveralls, de weg tussen Xai-Xai en Inhambane in razend tempo omtoveren tot Zuid-Afrikaanse standaard.

In Maputo red ik me met mijn Spaans, de truc is om alle 's'-klanken in 'zj' te veranderen en het nasale 'ao' als algemene klinker te gebruiken. De verkopers langs de weg fluiten naar me in ongeloof, de woorden "tall man" en "umlungu" (witte man) zijn me inmiddels bekend. Alle Portugese gebouwen zakken in en bladderen af, schel afstekend bij de officiele socialistische overheidsgebouwen. Vlak bij Avenida de Mao Tse Tung verordoneert een agent ons aan de kant te gaan staan, terwijl hij snel een smsje typt. Zijn geweer hangt wat onhandig voor zijn buik als hij met volle handen onze paspoorten probeert te betrappen op fouten. Na een paspoort realiseert hij zich dat hij zijn smeergeld kan vergeten en laat hij ons verder lopen.

Zaterdag het vliegtuig naar Kaapstad, mijn vakantie is voorbij.