donderdag 21 oktober 2010

Chocolage letters

Een donker kind kijkt me glimlachend aan vanaf de achterkant van de doos van mijn chocoladeletter. Hoe het komt dat ik al zo beschamend vroeg in het jaar een chocoladeletter in het bezit heb is even niet zo belangrijk, al zal ik hier van de gelegenheid gebruik maken om aan te geven dat ik hem niet zelf gekocht heb. U zou misschien denken, en ik met u, dat het hier zou gaan om zwarte Piet, een typetje die als overblijfsel van ons slavendrijvende verleden de laatste jaren het bestaansrecht van de goedheiligman keer op keer in het nauw brengt.

Nu zijn er verschillende verhalen over de herkomst van Piet, en niet allemaal spelen die zich af in het donkere continent. Zo is er de versie dat het met Piet zou gaan om kinderen die vanwege hun minimale formaat op gemakkelijke wijze de schoorsteen konden vegen (vandaar het zwarte gezicht), maar het is natuurlijk de vraag waar de moderne Nederlander het liever mee geassocieerd wordt: slavenhandel of kinderarbeid? Feit blijft dat de huidige interpretatie van Piet hoe dan ook meer wegheeft van de 19e-eeuwse afbeelding van de brute donkere boeman dan van het zigeunerjongetje met de traan, al heeft deze het ook niet makkelijk, zoals hij door Sarkozy en Berlusconi de laatste tijd onvermurwbaar terug naar Roemenie wordt gestuurd. Maar ondanks het rassenstereotype blijkt het donkere kind op de doos van mijn chocoladeletter geen zwarte Piet. Het kind heeft een glimmende schedel en keurig schooluniform aan en wordt omringd door leergierige klasgenootjes die mij ook tevreden aanzitten te kijken van achter hun bureautjes. Nu begin ik me zo onderhand af te vragen: wat doet dit kind op de verpakking van deze seizoenslekkernij?

Het antwoord is gelukkig niet ver weg, en nog gelukkiger ook niet zo moeilijk. Het kind zit er dankzij mij, want ik eet hier een ‘Fairtrade’ chocoladeletter. Geruststellende tekst verklaart dat het snoepgoed niet alleen extra lekker is, maar ook ‘100% eerlijk’. De fabrikant, of beter gezegd, zijn marketing afdeling schuwt verdere ongenuanceerd zoetgevooisde termen als ontwikkelingslanden, kinderen naar school laten gaan en waterputten niet. Bijna smelt mijn hart zoals de chocoladeletter tussen mijn vingers als het zoete gevoel van goed doen zich mengt met de warme aardse smaak van chocolade die door mijn keelgat glijdt. Eerlijk zullen we alles delen, en dankzij mij heeft het arme kind (want daartoe is het inmiddels door de fabrikant gebombardeerd) nu ook een schoen om bij de schoorsteen te zetten. Maar komt Sinterklaas wel in Afrika?

Laat me vooropstellen dat het mij persoonlijk deugd doet dat de werknemer van de cacaoplantage een eerlijk loon ontvangt, dat hij wat mij betreft inderdaad kan spenderen aan het naar school sturen van zijn kinderen of het slaan van een waterputje hier of daar. Wat mij tegen de borst stuit is dat de advertentie op de verpakking van mijn magnifiek in melkchocolade uitgevoerde ‘R’ is ondergedompeld in zoveel goudbruine stereotyperingen dat aan het plaatje geen barstje in het beeld meer opvalt, maar de stank is onmiskenbaar.
Wanneer je kijkt naar de manier waarop in Europa de vooruitgang alle natuur met wrede efficiëntie heeft gereduceerd tot Bloems “stukje[s] bos, ter grootte van een krant”, mag er met reden worden afgevraagd of een land zich wel zou moeten willen ‘ontwikkelen’ en kan worden ingezien dat het predikaat ‘ontwikkelingsland’ tevens een veroordeling aan het adres van dat land inhoudt: zij hebben dat hoge niveau dat wij schijnbaar zonder veel moeite innemen blijkbaar (nog) niet gehaald en moeten daarom nog maar even hun best doen. De chocolade-eter wordt aangemoedigd: méér in die muil stoppen, je helpt er immers Afrika mee!

Het donkere kind achterop de chocoladeletterdoos was gewoon een kind, op school met klasgenootjes, totdat die welwillende chocoladefabrikant er opeens naast moest zetten dat de cacaoboeren van hun verdiende geld waterputten voor “de mensen in hun gemeenschap” kunnen slaan. Dan is het zomaar een kind zonder waterput. Of beter nog: een kind met een waterput die door Sinterklaasconsumptie tot stand is gekomen. Van de autonomie van de werknemer laat de reclame ook weinig heel. Zijn geld moet ineens allemaal naar de schoolcarrière van zijn kinderen en waterputten voor de gemeenschap en als hij het op een uitbundige vrijdagavond besluit te spenderen aan bier en hoeren dan kan hij toch minimaal een afkeurende brief vanuit Nederland verwachtten:

Beste Cacoaplukker, wat leest de Sint nou? Heb ik ze hier allemaal de chocolade laten eten die is gemaakt van de bonen waarvoor jij een 100% eerlijke prijs hebt gekregen, en nu heb jij dat geld uitgegeven aan hoeren, bier en een namaaktas van Louis Vitton, made in China!!?? Je kan toch wel begrijpen dat Louis hard werkt en heel veel geld uitgeeft om zijn merk te houden waar het is en dan koop jij een imitatie, nog wel uit China? Wat hebben die Chinezen nou voor jou betekend, behalve dan al die wegen die ze onlangs hebben aangelegd nadat de WTO jouw president geen geld meer wilde lenen? De volgende keer maar weer gewoon je kinderen naar school sturen en waterputten laten slaan voor mensen in de gemeenschap, anders komt zwarte Piet langs met de roe. En denk maar niet dat hij je in de zak mee naar Spanje neemt, die truc is nu echt verleden tijd, tegenwoordig regelen de vriendjes van de CIA opvang in de landen van herkomst zelf. Liefs, de Sint.

Ik zou me nog druk kunnen maken over de uitspraak ‘100% eerlijk’ in relatie tot de handelsbeperkingen en invoerheffingen die de Europese Unie erop na houdt in de handel met Afrika. Ik zou mijn irritatie kunnen tonen omtrent het aanschaffen van alleen de grondstoffen in deze zogenaamde ontwikkelingslanden, waar men best wel raad zou weten met de waardetoevoeging die raffinage en eindproductie met zich meebrengt. En ik zou nogmaals mijn vraagtekens kunnen zetten bij de keuze van het donkere kind in de schoolklas dat uitnodigt tot Eurocentrisch altruïstisch consumentisme. Maar chocoladeletters komen niet in de vorm van vraagtekens. En alleen daarom al kan Verkade zich complimenteren met een succesvolle campagne.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Rein, mijn complimenten voor een rake kritiek op het "feel-good consumentisme" dat sinds de fairtrade- en duurzaamheidshype door menig fabrikant aangemoedigd wordt. Ook ik signaleer een trend waarin met rijke bewoordingen de taal van hulp- en milieuorganisaties omgevormd wordt tot een discours waarin spullen kopen voor je eigen lol een vorm van altruïsme is geworden.
Toch wil ik je op een aantal punten tegenspreken. Ook al impliceert de term "ontwikkelingsland" een vorm van achterlijkheid, doorgaans wordt dat er niet mee bedoeld. In het jargon van NGO's en de internationale gemeenschap is het heel gebruikelijk om te spreken van meer en minder ontwikkelde landen. Het is een optimistische term die, in tegenstelling tot "arm land", de mogelijkheid tot economische groei open houdt. Het is geen westers superioriteitsgevoel dat deze term zo populair maakt, het zijn de overheden van "minder ontwikkelde landen" zelf die graag tot deze categorie gerekend worden (bij internationale verdragen leidt dit doorgaans namelijk tot geen of minder verplichtingen). De basis voor het onderscheid vormt vaak de som GDP/capita. Maar er is veel te zeggen voor het gebruik van andere ontwikkelingsindices (bijvoorbeeld de Human Development Index van de World Bank, die rekening houdt met democratische vrijheden, onderwijs, kindersterfte, etc.).
En ja, ik ben van mening dat landen zich moeten ontwikkelen. Het spreekt van een grote mate van cultuurrelativisme te impliceren dat het prima is om geen cent te makken te hebben, geen onderwijs te kunnen volgen en geen schoon drinkwater tot je beschikking te hebben. Ik ben van mening dat het geoorloofd is om in derde landen te interveniëren om "ontwikkeling" te stimuleren. Op welke manier dat moet gebeuren is een tweede. Ik denk inderdaad niet via de aanschaf van een chocoladeletter. En ook niet al te veel via particuliere initiatieven die waterputten slaan bij het leven, maar weinig oog hebben voor de locale context en de rol die een waterput speelt in sociale en politieke relaties.
De verwijzing naar Bloem is ook controversieel. Het zou mooi zijn als ontwikkeling niet ten kostte zou gaan van verdere natuurdegradatie en aantasting van het milieu. Maar het is niet de bouw schooltjes in Burkina Faso die heden ten dagen de grootste bedreiging vormt voor het milieu. Ontwikkelingshulp kan in sommige gevallen juist een positieve weerslag hebben op het behoud van natuur (zie bv projecten van Ontwikkelingssamenwerking voor het gebruik van kookovens of het gebruik van zonne-energie).
Dan wil ik verder nog een suggestie doen voor het perfectioneren van de fictieve brief van Verkade aan de ondeugende cacaoboer: doorgaans is het niet de CIA, maar het IOM (International Organisation for Migration) of de UNHCR (United Nations High Commissioner for Refugees) die opvang in de regio faciliteren.

Ajeto,

Arthur.

Reinier J. M. Vriend zei

Reactie:
Arthur. Uit je reactie blijkt maar weer dat we beide toch academisch in een andere richting zijn beland. Zelfs wanneer we een object delen, hetgeen hier het geval lijkt, lijkt het erop dat onze etymologische aannames van elkaar verwijderd zijn met een aardige marge. Daarom denk ik toch te kunne concluderen dat we het, in grote lijnen, toch met elkaar eens zijn. Sta me toe deze bewering toe te lichten.

In je eerste alinea gebruik je het woord discours, en daarmee benoem je precies het punt van ingang waarmee ik me toegang denk te kunnen verschaffen in de (talige) vormen van representatie aanwezig in deze reclame-uiting. Mijn impliciete aanname is dat een bepaald gebruik van taal (discours) maatschappelijke consequenties heeft voor de significatie door subjecten. Dit is dan ook de manier waarop ik de term "ontwikkelingsland" bekritiseer: niet als materiële of politieke realiteit, maar als term die sterk negatieve connotaties oproept die herleid kunnen worden tot de ideologische binaire tegenstelling cultuur/barbarisme, ontstaan in de Westerse Verlichting, wat niet zo toevallig ook de tijd was waarin de Westers/Europese colonisatie een flinke sprong nam. In die zin is de term 'ontwikkelingsland' onvermijdelijk een product van onkritisch wij/zij denken, een distinctie bogend op zowele materiele als militaire superioriteit. Ontwikkelingsland tegenover ontwikkeld land leest als een lineaire route, een weg met een teleologisch bepaald eindstation, waarvan men mag hopen dat het ooit bereikt kan worden (op een van de choco-aanprijzende websites vond ik de zin "zodat zij hun achterstand op ons kunnen inlopen".. !!??). Dat ontwikkeling niet overal hetzelfde hoeft in te houden, en dat er verschillende manieren zijn om het in kaart te brengen geeft aan dat het misschien tijd is om met een minder geladen term te komen. Want hoe je het ook bekijkt, de ontwikkelingsland term legt de nadruk op verschil in plaats van overeenkomsten, hetgeen de deur openzet voor versimpelde binarismen om het denken over complexe zaken binnen te sluipen.

Reinier J. M. Vriend zei

Mijn argument hierboven is natuurlijk voor het grootste gedeelte een discussie over taal (of talige systemen), over 'manieren van denken over'. Mijn vraag of men zich als cacaoboer moet willen 'ontwikkelen', gaat dan ook met name om de ideologische implicaties van de term. Het is ook in die context dat je mijn refereren aan Bloem kan worden gelezen, als ironische kanttekening bij het feit dat Westerse landen die zichzelf zo graag op de bovenste sport van de ontwikkelingsladder zetten, zich kunnen realiseren dat zij op andere vlakken onderdoen zeker onderdoen voor Afrikaanse landen.

Als humanist zal ik de voordelen van schoon water en onderwijs niet tegenspreken. Ook ben ik er een groot voorstander van om vanuit staatswegen zulke zaken te realiseren. Ik noem dit echter met klem geen 'hulp'. 'Interventie' wordt nog te vaak gebruikt alsof het hier zou gaan om een keuze. In het huidige historische moment laten globale handelingsbetrekkingen zien dat interventie in cacoaproducerende landen een dagelijks terugkerend fenomeen betreft dat zich afspeelt in supermarkt en schoolkantine, en dan hebben we het hier alleen nog maar over chocolade. Interventie is een feit, en fair trade is, naast aangescherpte regelgeving en ondersteuning vanuit staatswegen, al met al een goede zaak. Wel dient er, zoals je aangeeft, nagedacht wordt over de manier waarop de terecht terugvloeiende middelen worden gebruikt. En daarmee bedoel ik niet alleen economisch-politieke en materiele overwegingen, maar ook overwegingen op het gebied van taal. Het is makkelijk om bij het bieden van hulp vanuit een positie van macht een moraliserende monoloog te houden, maar het gaat pas om een gesprek waanneer de creativiteit en intelligentie van de gesprekspartner niet wordt onderschat. Wanneer de beide partijen elkaar benaderen als gelijken die hun verantwoordelijkheid neemen in het oplossen van haar uitdagingen, hoeven termen als 'hulp' het discours te kleuren dat wordt gebruikt voor het omschrijven van mechanismen die eerder het predikaat 'rechtvaardigheid' verdienen.