vrijdag 4 april 2008

Pancho en andere natte winden

Afgelopen Woensdag was ik op weg naar een werkgroep toen ik bijna omver werd geblazen. Tropische storm Pancho wakkerde aan over Melbourne en ontwortelde in zijn wake een paar van de grote eucalyptusbomen op de campus. De regen liet op zich wachten, en grote wolken rood stof en zand jaagden door de lucht terwijl een alarm ontruiming van de lesgebouwen voorschreef. De ernst van de situatie werd me eigenlijk die hele middag niet duidelijk: klasgenoten lieten trots een foto zien van de boom die nog geen twee meter van ze was omgekwakt, de vlagen verblindend stof werden met gelach ontvangen en de ontvangst in een stroomloos treinstation begon met de gebruikelijke "G'day!", maar nu via krakende microfoons. Surfers maakten gebruikt van de abnormaal hoge golven voor een imitatie van "The biggest Wednesday".

Na een goede maand de huiskamer logee uit te hebben gehangen kan ik met enige blijdschap een verhuizing aankondigen. Aanstaande donderdag neem ik voor twee maanden mijn intrek in de gemeubileerde kamer van een vriendelijke maar wat nerveuze jongen die voor het eerst zijn aanstaande schoonouders in China gaat bezoeken. De ligging is prima, een kleine twintig minuten van de binnenstad en het vooruitzicht op een kamer van mezelf alleen vult me met warmte. Die warmte heb ik nu ook wel nodig, want Sarah is vandaag verhuisd, en met al haar spullen is ook de verwarming vertrokken. Centrale verwarming is hier onbekend. In een lege witte kamer typ ik mijn bericht op de laptop die ik heb neergezet op een tafeltje gemaakt van een doos, terwijl de tocht door de kieren en gaten suist die kenmerkend zijn voor Australische behuizing.

Mijn paasvakantie stond in het teken van nieuwe dingen. Eerste paasdag begon ik met het missen van het vliegtuig naar Tasmanie, omdat ik dat nog nooit gedaan had. Een kwestie van minuten resulteerde in een kwestie van uren: vijf uur lang heb ik moeten wachten op het volgende vliegtuig. Alle whiskies in de taxfreeshop keken me urenlang spottend aan: door het binnenlandse karakter van de vlucht kon ik ze niet eens aanschaffen.
Na een dag in mijn eentje te hebben rondgesjouwd arriveerde een vliegtuiglading uitwisselingsstudenten de volgende dag. Met de Deen Nicolai huurde ik voor het eerst in mijn leven een auto, waarna het een midweek rondscheuren geblazen was over het prachtige en dunbevolkte eiland, een uurtje vliegen zuid van Melbourne.
De eerste impasse diende zich de volgende dag aan: mijn eerste lekke band. Met de radio op 20 en Nicolai achter het stuur maakte we ons een minuut of tien niet al te ongerust over het ratelende geluid dat naderhand onze achterband bleek te zijn. Met mijn veblijf in Azie nog vers in het geheugen viel het wachten niet zwaar, 2 uur later waren we weer op weg en wonder boven wonder haalden we ook onze andere reisgenoten weer in die kampeerbusjes hadden gehuurd die bergop maximaal de 70 haalden.
De hooglanden brachten me de primeur van de eerste sneeuw in Australie, een primeur die de nodige gevolgen had voor de daaropvolgende nachten. Tussen vriespunt en 5*C heb ik me wat afgebibberd in een tent en slaapzak en winterjas en drie truien en muts en sjaal. Eerlijk waar. De omgeving was de beproeving meer dan waard, en de variatie in het Tasmaanse landschap zijn bijna niet voor te stellen. Van de zachte zonnige oostkust met witte stranden tot de grillige bergkammen vol skeletachtige dode bomen en groene bergmeertjes en van de glooiende grasvlakten tot de enorme oerbossen. Een absolute aanrader.
Het laatste weekend was ik weer op mezelf, en gelukkig met een dak boven mijn hoofd. In Hobart werd ik door een lieftallige backpackersreceptioniste op sleeptouw genomen door de stad, die ondanks zijn provinciale karakter en dito inwonersaantal een boel bieden heeft. Zoals Oud-Hollandse lekkernijen. Of het iets te maken heeft met de nationaliteit van Abel Tasman die eeuwen geleden zijn vlag hier plantte weet ik niet, maar zo'n twintig duizend kilometer van huis liep ik met een zak dampende oliebollen over straat terwijl een waterig zonnetje voorzichtige pogingen deed de haven wat op te warmen.

vrijdag 21 maart 2008

What a weekend to die in

De lamellen zijn gesloten. Pastelgeel zonlicht vergezeld het zachte zoeven van auto's en flarden van een Chinees lied dat aan de overkant van de straat aan een openstaand raam ontsnapt. Mijn hoofd neemt genoegen met deze minimale input. Goed, het is Vrijdag. Het lijden van Jezus Christus is uiteindelijk toch niet voor niets geweest, hij heeft er tenminste een lang weekend uitkunnen slapen.

De afgelopen week ging alles zijn gangetje.

Zondag: Koud uit het vliegtuig uit Nieuw Zeeland na een week vakantie met mijn moeder, stapte ik in Melbourne een hoge druksysteem binnen van minima rond de 38 *C. Na een nacht op het vliegveld en drie maanden zonder training was de selectietraining voor het universiteitsteam een bitse sessie, waarbij ik tot tweemaal toe oprecht vreesde voor een verloren bewustzijn. De coach was tevreden en gaf me zijn fiat, hetgeen me verzekerde van een terugkeer naar NZ voor hun universiteiten toernooi midden April.

Maandag: Mijn lichaam haalde herrinneringen op aan allerlei andere momenten dat het overwoog zijn bestaan op te heffen. Elke beweging bracht een pijn naar de oppervlakte die me aanspoorde tot absolute stilstand. De hittegolf dreef mij met studieboeken en al naar het zwembad, waar de een te hoog chloor percentage het feest ophief en de het zwembad van verkoeling tot marteling maakte. Met de zweetparels op mijn voorhoofd keek die koele blauwe bak met liters frisheid me honend aan. De klootzak.

Dinsdag: Terug naar de unibanken. De spierpijn was alleen nog maar erger. De dag vulde zichzelf met artikelen en colleges terwijl het kwik bleef hangen rond de 35 graden.

Woensdag: Om negen uur 's ochtends zat ik in de bioscoop van de universiteit en dacht ik na over hoe ik een Australische identiteit kon distilleren uit beelden van een Griek die zich laat pijpen door een Vietnamees in een van Melbournes wijken. Ja, mijn studiegebied heeft zijn interessante kanten. In de bus nodigde een meisje me voor haar Purimverkleedfeest, omdat ze vermoedde dat ik Joods was.

Donderdag: Een veggie burger, medium friet en een ijsje van een halve dollar. Maigh dronk een choco shake en terwijl Gemma een dubbele whopper menu en een grote portie onion rings naar binnen werkte. Op het comedyfestival zagen we Dave Hues, een soort legende hier. "Easter is great: the footy season starting, the comedy festival, all these barbecues... if you ask me, I'd say Jesus clearly picked the wrong weekend to die!" Naderhand besloten we het feestje waar niemand van ons iemand kende te crashen. Na glitters, biertjes, haarbanden, lechajims en boel nieuwe namen eindigde de avond waar die begon: een grote friet, medium fanta en een ijsje van een halve dollar.

Nog een goede vrijdag allemaal.

woensdag 5 maart 2008

Het is groen en je kunt het eten

Goed, de koffie is bezonken en ik kan nu om me heen kijken zonder het felste roze over mijn gezichtsveld geprojecteerd. Het is nog steeds een feest voor mijn zintuigen.

De studie is begonnen. De universiteit knabbelt tegenwoordig hongerig aan mijn vrije tijd en heeft de dinsdag, woensdag en donderdag zonder te kauwen doorgeslikt. Het lange weekend ligt daarentegen elke week van vrijdag t/m maandag aan mijn voeten als een door de kat binnengebrachte dode mus, waarmee ik kan doen en laten wat ik wil.

De vakken die ik doe zijn erg interessant, soms schokkend, en in het Engels. Het kost me beduidende moeite om het hoge niveau dat ik in nastreef te bereiken, maar de voldoening van vallende kwartjes is evenredig toegenomen.

De feiten over de geschiedenis van Australie, die een stuk verder terug gaat dan toen Captain Cook bottany bay binnenvoer, laten me met mijn oren klapperen. Het merendeel van de originele bewoners zijn simpelweg uitgeroeid. De rest zijn van hun land verjaagd, verboden hun talen te spreken, het recht hun kinderen op te voeden ontnomen en hebben vervolgens als bijeengeveegde bevolkingsgroep het predikaat lui, crimineel, onverantwoordelijk en ongeciviliseerd opgeplakt gekregen. De suggestie dat men kan spreken van een postcoloniale samenleving in dit geval laat ruimte over voor twjfel over de verleden tijd waarin velen de negatieve gebeurtenissen maar al te graag plaatsen.

Ik woon nu tijdelijk in de suburb Hawthorn, bij een Melbournse die ik eerder ontmoet heb in Laos. De Australiers zijn een gastvrij volk en mijn neiging mijn medebewoners van het backpackershostel in de slaap om te brengen bracht me ertoe het aanbod voor een tijdelijke woonruimte te aanvaarden. Omdat ze zelf binnenkort uit het appartement gaat zijn we als team op zoek naar een gedeeld huis in Brunswick, een soort wijk waar linkse studenten, artistiekelingen, immigranten, aso's en juppen zich gezamelijk op hun gemak voelen.

De rit van hier naar de Monash campus van mijn keuze is aanzienlijk, maar het alternatief is een aanfluiting. Wonen rondom Clayton zou vergelijkbaar zijn met wonen op de Uithof, die dan niet 15 maar 50 minuten uit de stad zou liggen.

De autoriteiten vermoeden nog steeds dat ik hier mijn toeristische bedoelingen resideer, maar dat komt door hun onvermogen mijn studentenvisumaanvraag fatsoenlijk te verwerken. Ware het niet een van de minst creatieve dingen waar ik me ooit zo lang mee bezig had gehouden, dan zou ik het mijn hobby gaan noemen.

Over enkele dagen dient zich een volgend juichmoment aan: een reis naar Nieuw Zeeland. Over dit avontuur later meer.

Groeten,
Reinier