donderdag 25 augustus 2011

Een goed begin van het halve werk

Laten we even eerlijk zijn, dit is toch helemaal geen weer om te fietsen? Die eerste vijf kilometer die pakken ze ons niet meer af. Die eerste vijf kilometer die steken ze maar in hun reet. Of kunnen de tyfus krijgen, het is maar net hoe je het bekijkt. En waar je tegenaan fietst.

De mussen vallen al lang niet meer dood van het dak want ze liggen al dagen te broeien in de zon. Soms moet er worden gegaan als gekken, maar soms is het verstand bewaren het belangrijkste dat je kunt doen. Daar verander je niks aan. Wat nou hittegolf? We hebben er ruim 2500 kilometer voor moeten fietsen, maar eindelijk hebben we een beetje zomer waar 'u' tegen gezegd kan worden.

Slovenië heeft het wel zo'n beetje allemaal: een bergregio, heuvelachtige stukjes, een paar steden met een vrij internationale allure en zelfs een kleine 50 kilometer kust, al blijft grote buur Kroatië met zelf bijna 2000 km kust eikelen over de zeetoevoer en is het nu Italiaanse Trieste van origine een Sloveense stad.

Gewaarschuwd voor koude gesloten mensen is het een warm bad om door de dames nagetoeterd te worden tijdens bezweette middagsessies, door alle fietsers te worden begroet en uitgenodigd te worden voor bier en barbecues. Alles gezond en wel, maar ook voor meneer Lever is het aanpoten tijdens al deze blijken van gastvrijheid.

Smelten is een kunst, zweten is het leven. Warmte voedt, warmte brandt. Maar een een goede eter is een goede gast en een brave drinker goed gezelschap. De dagen vliegen als muggen door de avondlucht, de kilometers als druppels uit een onverwachte
onweersbui. Soms hebben we geen zin en lummelen we ons door de dag en soms valt de ochtendkoffie zo prettig dat we echt eens op de pedalen gaan staan. Ergens anders aan denken hoeft niet, het blijft steeds meer gewoon een kwestie van opstappen en verdergaan.

woensdag 10 augustus 2011

Overleven op je derde blad

In Oostenrijk zijn de plantsoenen aangeharkt. In Wenen staat op elke hoek van de straat een in marmer uitgevoerde zegezuil of keizerlijk paleis. Onze gastheer marcheert ons naarstig langs alle belangrijke punten en informeert d(w)ringend doch zakelijk of we nu wel of niet vanmiddag nog een museum willen bezoeken. De standbeelden en bustes staan er rijen dik, maar kijken een beetje sip: in elke andere stad zouden ze aanzien krijgen maar in deze zee van grote namen loopt de gemiddelde voetganger straal aan je gewichtige hoofd voorbij.

Maurice en ik zitten op de fiets. Eerder vandaag hebben we besloten om een supermarkt die we passeerden niet aan te doen. Nu fietsen we al een uur buiten de bebouwde kom en hebben we de laatste chocolade opgegeten. Nog steeds niets in zicht. Dan zien we betonnen gebouwen verschijnen die op urbaan gebied wijzen, onze zintuigen verscherpen zich. Er verschijnt een bord waarop een supermarkt wordt aangekondigd. Onze rommelende buiken gaan in overdrive en speeksel stroomt in de mond. Aangekomen blijft Maurice bij de fietsen en duik ik de supermarkt in. De knorrende maag overstemt de in het Hongaars aangegeven artikelen: is dat nu kaas of slagroom? Wat zit er in dit pak? En die worsten, hoe kan ik het verschil vinden? Aan de ene kant getergd door de traagheid van het proces maar aan de andere kant voorzichtig niet dezelfde fout nog eens te maken en boodschappen voor een flinke tijd in te slaan gaat het gejaagde struinen door de supermarkt verder terwijl Maurice buiten zichzelf inmiddels staat op de vreten.

Als de buit eenmaal binnen is en de kassarij geslecht begint het echte precaire deel pas. Zo diplomatiek als mogelijk bekijken Maurice en ik elkaars voedsel ordenende en etende bewegingen met argusogen. De extreme hechting aan democratie geldt zeker wanneer er gegeten wordt na een flinke etappe: algehele gelijkheid is geen overbodige luxe maar een dringende noodzaak voor een geweldloze samenleving. Pas na het grootste deel van een brood zo te hebben weggewerkt kan het zijn dat een van de twee wordt toegestaan iets meer te eten, al is het vaak zo dat tegen de tijd dat deze mogelijkheid zich aandient we ons getweeelijk en gelijkgestemd dwars door de voedselvoorraad hebben heen gespaaid. Iemand vertelde me dat dit ongewone eetpatroon ook weer zou normaliseren, maar tot op heden lijken zelfs vier maaltijden per dag me niet genoeg.

Aan de Donau in Hongarije treffen we onze medelanders op een camping die zeer waarschijnlijk in de ANWB-gids staat. Waar men vroeger nog wel eens naar de sterren of een kampvuurtje placht te kijken fladdert de hedendaagse kampeerder met smartphone om de wifi-mast en komt uit koepel- en luifeltent de blauwige gloed van een laptop terwijl de ongewone nachtelijke kou welkom binnenstroomt.

dinsdag 26 juli 2011

Pruimentijd


Het ene moment heb je comfortabel een regenbroek aan tegen de niet aflatende stroom hemelvocht, het volgende moment gaapt na krakend geluid je fietsbroek door een gat bij je kruis. Zo kun je aan de ene kant van de rivier alles lezen en aan iedereen de weg vragen, zo heb je aan de andere kant te maken met een taal die op geen enkele manier lijkt op iets dat je eerder hebt gesproken. Het ene moment sta je ademloos op de trappers tegen de helling te vechten, het volgende hoop je met 50 kilometer per uur dat je voortassen nog wel goed zitten.

En zo zit je op de fiets, zo zit je in de trein.

Toen het overblijfsel van Nederlands historische 22-urige regenbui de Tsjechisch-Duitse grens had bereikt klommen Mau en ik naar onze slaapplek bij Pravčická brána. Met de nog immer gietende regen in het vizier besloten we de knusse oplossing van een muffe trekkershut te verkiezen boven een klamwaterige tent en deze keuze bleek al snel terecht toen onder nog intensiever tromgeroffel de dakgoten begonnen over te lopen.

Net gemaakte Litouwse vrienden kampeerden tijdelijk onder de overkapping van het toiletgebouw en Emilius bood me een biertje aan, dat ik dacht te gaan delen met Maurice. Toen ik op het hellende grasveld dat tevens dienst deed als noodwaterafvoer mijn evenwicht verloor zocht mijn hand vliegensvlug steun bij het dichtstbijzijnde stukje aarde. Helaas hield mijn reflex geen rekening met het bierflesje dat vervolgens door honderd kilo plus valversnelling in menig stuk versplinterde, waarvan er een aantal de weg van de minste weerstand vonden in het vlees van mijn hand. Een nachtelijk ritje in de auto van een plaatselijke kelnerin naar de EHBO van Děčín verder zat ik met twee hechtingen en verschillende plekken lijm weer in hetzelfde muffe hutje te luisteren naar de regen die op magische wijze nog steeds niet in sterkte was afgenomen.

En zo zat ik de volgende dag niet op de fiets, maar met de fiets in de trein. Via een paar dagen in Litoměřice bij couchsurfer Petr zijn we nu in Praha aangekomen. De schoonheid van de stad grenst aan overdrijving, elke avond heeft tot nu toe alle schakeringen tussen donker paars en helgeel tevoorschijn getoverd, met in het midden een gigantische oranje bal die tussen lichte wolkjes over de honderden torens heen schijnt. Gelukkig zijn er andere Nederlandse toeristen om me hypocriet aan te ergeren. Nog een klein weekje op doktersorder van de fiets geeft me een vrijbrief voor een week in Praag. Met deze tijdsruimte blijkt zelfs in deze stad van clichés aan verrassingen geen gebrek. Zoals de metronoom in het skatepark, of ingelegde camembert met rauwe uitjes. Of alle wilde fruitbomen. Toen Maurice op een heuvelpad aan een boom met wilde pruimen ging hangen regende het honderden stuiterballen die ons overdonderend in een kinderlijke weelde van zoetigheid bergaf tegemoet stroomden. Vanavond hebben we zoveel pruimenjam dat we hier niet genoeg mensen kennen om het aan weg te geven.